Afgelopen week verkocht ik de Volledige werken van Louis Couperus en de Verzamelde romans van Simon Vestdijk. Aan twee mensen die van deze coronatijd gebruik maken deze schrijvers maar eens integraal te gaan lezen. Beide reeksen stonden naast mij bovenop de kast. Ze namen samen ongeveer drie meter in beslag. Op de kast heb ik nu andere verzamelde werken neergezet. Waar eerst de werken van twee auteurs stonden, staan er nu twintig: A. Alberts, P.C. Boutens, Menno ter Braak, Johan Brouwer, P.A. Daum, Maurice Gilliams, Jac. van Hattum, Herman Heijermans, F.B. Hotz, H. Marsman, Multatuli (alleen het werk, niet de brieven en documenten), Nescio, Martinus Nijhoff, Paul van Ostaijen, E. du Perron, A. Roland Holst, Arthur van Schendel, Shakespeare, Toergenjev en Tsjechow. Toegegeven, daar zitten diverse dundrukuitgaven bij, maar toch: wat hebben die Couperus en vooral Vestdijk enorm veel geschreven. Couperus vijftig boeken, Vestdijk alleen aan romans al tweeënvijftig!